Fragmenten

Hieronder een aantal fragmenten uit eerder door mij gemaakt boeken.

 Willem, 66 jaar
Ik weet nog goed dat ik als klein kind achter op de fiets zat van mijn opa en dat we heerlijk door de bossen reden. Bij opa in de buurt waren vooral dennenbossen. Dat vond ik toen al lekker ruiken. Opa stelde voor om een paar honderd meter verderop pannenkoeken te gaan eten. Daar had ik wel trek in, dus dat gebeurde. We gingen zitten aan zo'n ruwe houten tafel. Ik was nog maar een klein ventje en kon, als ik op de stoel zat, net over de rand van de tafel kijken. De tafel kleefde een beetje. Maar gelukkig. De serveerster kwam er al aan en maakte het tafelblad schoon. Nou ja, schoon. Ze had het beter niet kunnen doen. Het was een vaatdoekje dat vreselijk stonk. En dat was geen prettig vooruitzicht als daar mijn pannenkoek zou komen. Maar ja... ik durfde dat natuurlijk niet te zeggen en mijn opa dacht er ook niet aan. Onder het schoonmaken keek de serveerster mijn opa aan en vroeg wat we wilden gebruiken. Opa nam een appelpannenkoek en een koffie. Ik wilde graag een gewone pannenkoek, maar dan met aardbeien en een flesje chocomel. Het duurde even voordat we onze bestelling kregen, maar het was de moeite waard. Een heerlijke, dampende pannenkoek bestrooid met witte poedersuiker. Ik boog voorover en likte aan de poedersuiker. Maar blijkbaar haalde ik op dat moment ook net adem, dus een wolk van poedersuiker kwam achter in mijn keel terecht. Hoestend en proestend keek ik naar opa. Die lachte alleen naar me. Ik vond het als kind altijd ook erg leuk om het glas zo aan mijn mond te zetten dat ik een snor kreeg. Met melk had je een witte snor en met chocolademelk een bruine snor. Guitig keek ik naar opa. "kijk opa.... ik heb een snor". Opa pakte toen mijn glas en deed hetzelfde. Wat hebben wij gelachen. Toen de pannenkoek op was stapten we weer op de fiets om verder te rijden. We reden zo in de lome warmte door de bossen. Opeens remde opa bij een donker bospad en hij stopte. Hij zette zijn fiets tegen een boom en begon, met een kromme rug naar de grond te turen. Hij liep zo in cirkels om een boom heen. "...Kom maar mee. Je moet goed opletten. Tussen de dennenappels die op de grond liggen zie je vaak kleine zaadjes die net zijn ontkiemd. Die zijn mooi licht groen, het ziet er erg teer uit. Als je dat ziet kun je je niet voorstellen dat daar een boom uit kan groeien. Als we er een paar vinden nemen we die mee en zetten die thuis in een potje, dan gaan we zelf een dennenbos maken...". Dat idee stond me wel aan. En warempel. We vonden zaadjes en thuis gekomen heb ik die in een klein potje gezet. Heel langzaam begon dat te groeien en het sprietje werd een klein boompje. Uiteindelijk heb ik "mijn boom" in de tuin gezet. En nu, ruim 60 jaar later staat die boom er nog. Elke keer als ik dennengeur ruik of als ik die boom zie moet ik aan die mooie tijd met mijn opa denken.


Lies, 92 jaar, kijkt terug op de oorlogstijd
Op een onverwacht moment kregen we bezoek van ome Kees. Net op tijd konden de onderduikers van de achterkamer naar de voorkamer. Daar stonden ze met zijn allen, met ingehouden adem, tegen de muur gedrukt. Ze probeerden zich zo klein en plat mogelijk te maken, bang om ontdekt te worden. Ome Kees wist natuurlijk van niks en vroeg geheel onverwacht of hij ons nieuwe dressoir even mocht zien. Die hadden we nog maar net, die hadden we over kunnen nemen van de harmonie en ome Kees was er nieuwsgierig naar. Maar.... het probleem was dat dat dressoir in de voorkamer stond, de kamer waar de onderduikers angstig stonden af te wachten op wat er zou gebeuren. Mijn vader, moeder en ik, dachten koortsachtig na. Hoe konden we dit in goede banen te leiden. Wij probeerden ome Kees met allerlei smoesjes op andere gedachten te brengen, maar helaas.... dat lukte niet. Op een bepaald moment deed hij zelf de deur open en keek recht in de angstige ogen van de onderduikers. Zonder iets te zeggen sloot hij de deur. Na een paar seconden, het leken wel uren, zei hij, “...dus dat is jullie geheim...”, en hij vertrok zonder nog iets te zeggen. Wij waren helemaal van slag. We hadden het gevoel dat alles voor niets was geweest. Dat alles nu uit zou komen. We waren bang voor wat zou komen.